Nederland is dol op de spijkerbroek. Al sinds de jaren ’50. Maar sinds de sixties is er helemaal geen houden meer aan. Een spijkerbroek symboliseert vrijheid en lak aan alles. Onze langharige, spijkerbroekdragende dienstplichtigen werden lacherig aangeduid als ‘hippieleger’.
Afgezien van een vlaag van verstandsverbijstering toen ik een jaar of 10 was (ik had mijn zinnen toen gezet op een spijkerpak – tegenwoordig eufemistisch aangeduid als ‘double denim’) is die liefde niet aan mij besteed. Ik heb er niks mee. Niet met jeans en niet met gympen. En wanneer ik het dan toch weer een keer probeer onder het mom van ‘mode’, dan voel ik mij als een vis op het droge. Nee, geef mij maar een jurk. Misschien omdat ik opgroeide in de jaren '80 waarbij wij probeerden te ontsnappen aan oliecrisis en dreigende kernoorlog door ons te storten op glitter & glamour. Toen Cécile Narinx het boekje ‘geluk is een jurk’ publiceerde, was ik waarschijnlijk de eerste die het kocht. Zij vertelt hierin haar levensverhaal aan de hand van haar jurken. Bij mij is het niet anders. Al begon mijn liefde voor kleding niet bij een jurk maar bij een paar rode kniekousen toen ik een jaar of 3 oud was. De jurk stuit in Nederland vooral op praktische bezwaren: je kunt er niet mee fietsen, je moet je benen scheren en kousen dragen. Ik heb het er allemaal graag voor over. Ik ❤ de jurk.
0 Reacties
Uw commentaar zal worden geplaatst nadat het is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
AuteursSusan Archieven
Maart 2021
Categorieën
Alles
|